Een van de voorwaarden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst is dat sprake is van een gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer. Dit houdt in dat de werkgever gezag kan uitoefenen over zijn werknemers en daarbij hoort een instructieplicht. Van de werknemer wordt verwacht dat (redelijke) instructies van de werkgever worden opgevolgd.
Er is sprake van werkweigering als een werknemer een redelijke opdracht van zijn werkgever weigert. Of een instructie redelijk is en of het niet opvolgen van deze instructie kan leiden tot een (rechtsgeldig gegeven) ontslag op staande voet is – zoals vaker bij juridische geschillen - afhankelijk van alle omstandigheden van het geval.
Recent heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld over een zaak waarin een werknemer op staande voet werd ontslagen wegens werkweigering (ECLI:NL:GHAMS:2023:1381). De werknemer weigerde gevolg te geven aan de opdracht van de werkgever om deur-tot-deurverkopen te verrichten, wat hij moest doen om het goede voorbeeld aan zijn collega’s te geven. De werknemer was werkzaam in de functie van vestigingsmanager en voorafgaand aan het sluiten van de arbeidsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat werknemer nooit verkoopwerkzaamheden hoefde te verrichten. De werknemer vorderde achterstallig loon en vernietiging van het ontslag op staande voet.
De kantonrechter stelde de werknemer in het gelijk, omdat deur-tot-deurverkoop inderdaad geen onderdeel uitmaakte van de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden. Voornamelijk gelet op deze uitdrukkelijke afspraak konden deze werkzaamheden niet van de werknemer worden verwacht en was geen sprake van een redelijke opdracht. Ook had de werkgever onvoldoende onderbouwd dat deze werkzaamheden noodzakelijk waren voor de financiële gezondheid van het bedrijf. De kantonrechter oordeelde dat er om deze redenen geen sprake was van werkweigering en vernietigde het ontslag op staande voet wegens het ontbreken van een dringende reden.
Advies arbeidsrecht advocaat nodig?